Calcium – Functies en rol van bijschildklieren

4 februari 2022

medibib-blogs2022-week5-calcium-deel1

Calcium (deel 1)
Calcium, voor het skelet en nog veel meer …
We kennen allemaal calcium als een belangrijk mineraal voor de botten. Calcium is het meest voorkomend mineraal in het menselijk lichaam. Bij de geboorte zit er 25 tot 30 gram calcium in het lichaam. Bij een volwassene varieert het calciumgehalte van 900 tot 1300 gram. Ongeveer 99% van het lichaamscalcium bevindt zich in de botten en de tanden, maar een klein en niet onbelangrijk deel van het calcium bevindt zich in de zenuwcellen, lichaamsweefsels, het bloed en andere lichaamsvloeistoffen.
Over calcium valt veel te vertellen. Daarom kozen we ervoor om onze informatie op te splitsen in twee delen. Laten we het vandaag hebben over calciumbronnen, de verschillende functies van calcium en hoe de calciumhuishouding in het lichaam gereguleerd wordt.

Calcium in de voeding
Veel voedingsmiddelen bevatten calcium, maar zuivelproducten zijn de belangrijkste bron. Een halve liter melk per dag zou voldoende zijn om aan de calciumbehoefte van een volwassene te voldoen. Omdat veel volwassen niet beschikken over de juiste enzymen om melk te verteren, is het goed om ook te kijken naar andere dierlijke calciumbronnen zoals sardienen, oesters, krab, garnalen, ansjovis en mosselen.
Nogal wat plantaardige voedingsmiddelen zijn ook rijk aan calcium waaronder zeewier zoals rode alg, tuinkers, waterkers, Chinese kool, groene bladgroente zoals spinazie, broccoli, koolsoorten zoals boerenkool, sesamzaad, granen, vijgen, amandelnoten, raapstelen, paksoi.
Plantaardige drank zoals sojamelk, notenmelk en rijstmelk zijn verrijkt met calcium.

Calcium essentieel voor de botten
Het grootste deel van het calcium bevindt zich in de botten en de tanden onder de vorm van calciumfosfaat en hydroxyapatiet, die de stevigheid en de rigiditeit van het skelet en de hardheid van de tanden verzekeren.
Het bot is een dynamisch weefsel. Bij groeiende jongeren is botvorming (door osteoblasten) groter dan de botresorptie (door osteoclasten). Tijdens de vroege volwassenheid bereikt de mineralisering een maximale botdensiteit. Bij het ouder worden wordt de botresorptie groter dan de botvorming.
De botmineraaldensiteit wordt sterk beïnvloed door de genetische achtergrond en levensstijlfactoren zoals fysieke activiteit en de totale calciumopname. Verschillende onderzoeken bevestigen dat naast voldoende calciumopname, regelmatig mechanisch belasten van de beenderen door fysieke activiteit zorgt voor een verhoogde botmassa, zowel bij jongeren als bij ouderen.

Andere functies van calcium
Eigenlijk is calcium in het bot een reservebron die gemobiliseerd kan worden voor het behoud van de concentratie van het extracellulair calcium.
  • In het bloed speelt calcium een rol in de regulering van een constante bloedwaarde van ongeveer 10 mg/dl (calciëmie). Ongeveer de helft van het serumcalcium is gebonden aan plasma-eiwitten. Het vrije geïoniseerd calcium is een nuttige klinische indicator voor de calciumstatus.
  • In de extracellulaire vloeistoffen, de spieren en andere weefsels is calcium onmisbaar voor de prikkelgeleiding in het hart, de bloedstolling, de bloeddrukregulatie, de bloedvatverwijdering (vasodilatatie), het transport van voedingsstoffen door de celwand, de neuromusculaire prikkeloverdracht voor spiercontractie, de wondheling, de ademhaling, de nierfunctie, de energie- en vetstofwisseling, de zenuwprikkeloverdracht en de membraandoorlaatbaarheid.
  • Calcium speelt een rol bij de vrijstelling en de opslag van hormonen, neurotransmitters en enzymen, de opname en de binding van aminozuren, de absorptie van vitamine B12 (cyanocobalamine) en de secretie van gastrine.
  • Extra calcium is belangrijk tijdens de zwangerschap, de borstvoedingsperiode, tijdens de groei van het kind en bij ouderen.
De rol van de bijschildklieren voor de calciumbalans in het bloed
Vlak bij de schildkier, liggen kleine endocriene kliertjes in de hals, die we bijschildklieren noemen. Deze klieren maken het parathyreoïdhormoon aan, ook wel parathormoon of kortweg PTH genoemd, en geeft het vrij aan het bloed. Een wisselwerking tussen het parathyreoïdhormoon (PTH), fosfaat, vitamine D en calcitonine regelt het calciumgehalte in het bloed. Calcitonine is een hormoon dat in de schildklier wordt aangemaakt.

Hoe regelt het parathyreoïdhormoon de calciumbalans in het bloed?
Het parathyreoïdhormoon zorgt in de eerste plaats voor evenwicht in de calciumhuishouding. De calciumconcentratie in het bloed moet binnen de grenzen blijven, zo niet geraken allerlei lichaamsprocessen in de war. Bij een teveel aan PTH in het bloed, stijgt het calciumgehalte. Is er weinig PTH, dan daalt het calciumgehalte. En zo wordt de calciumconcentratie in het bloed zo constant mogelijk gehouden. Daarnaast regelt PTH ook de fosfaat- en magnesiumspiegels.

Om de calciumspiegel in balans te houden werkt PTH eigenlijk in op drie verschillende organen:
  • Botten: PTH schiet in actie als er te weinig calcium zit in het bloed door het signaal te geven bot af te breken en calcium af te geven aan het bloed. Door afbraak van bot stijgt ook de hoeveelheid fosfaat in het bloed.
  • Nieren: PTH stimuleert de nieren om minder calcium af te voeren via de urine, wat gepaard gaat met verlies van fosfaat via de urine. Daarnaast zet PTH de nieren aan om de actieve vorm van vitamine D te produceren.
  • Darmen: De actieve vitamine D stimuleert op zijn beurt de darmen om extra calcium op te nemen uit de voeding.
En hoe wordt de bijschildklierfunctie geregeld?
De bijschildklieren schieten in actie als het calciumniveau in het bloed te laag staat. Zelfs de geringste concentratiedaling zorgt ervoor dat de bijschildklieren binnen enkele minuten reageren door de snelheid te verhogen waarmee ze het PTH afscheiden.
Omgekeerd, als de calciumconcentratie in het bloed te hoog is, neemt de bijschildklieractiviteit onmiddellijk weer af. Dit uiterst fijn afgesteld en effectief regelmechanisme zorgt steeds voor de juiste hoeveelheid calcium in het bloed. Aanhoudende lage calciumspiegels kunnen uiteindelijk leiden tot vergrote bijschildklieren.

Calciumtekort door een te traag werkende bijschildklier
Bij een vertraagde werking van de bijschildklieren ontstaat hypoparathyreoïdie waarbij de bijschildklieren te weinig PTH aanmaken. Dit leidt tot een te lage calciumspiegel. Een te traag werkende bijschildklier kan erfelijk bepaald zijn, optreden na een operatie en is dan meestal van voorbijgaande aard, of te wijten zijn aan ijzerstapelingsziekte (hemochromatose), kanker of een magnesiumtekort.
Daarnaast kan de bijschildklier ook geremd worden in zijn werking door een tekort aan vitamine D omwille van gebrek aan zonlicht, ondervoeding, glutenallergie (coeliakie), een verstoorde aanmaak door een minder goede lever- of nierwerking en langdurig gebruik van geneesmiddelen tegen epilepsie.

Hoe herken je een calciumtekort te wijten aan een calciumdisbalans?
Een licht calciumtekort geeft zelden klachten het zij tintelingen, een ‘voos’ gevoel of spierspasmen rond de mond, in de vingers en de tenen.
Bij een ernstig calciumtekort kun je last hebben van spierspasmen over heel het lichaam (tetanie), strottenhoofdkrampen waardoor je eventjes moeilijk kunt ademen en ernstige hartritmestoornissen. Deze klachten kunnen zeer ernstig en zelfs levensbedreigend zijn.

Uiteraard zijn er nog andere oorzaken van een calciumtekort dan een minder goed werkende bijschildklier. Hier gaan we volgende week verder op in. Daarnaast vertellen we ook of een calciumsupplement zinvol is en waar je moet op letten bij het gebruik van calciumsuppletie …